Edouard Ducpétiaux

Edouard Ducpétiaux (1804-1868) was de eerste inspecteur-generaal van de gevangenissen in België en een belangrijke hervormer van het nationale gevangenissysteem. Ducpétiaux liet zich leiden door zijn opvatting dat de graad van moraliteit in de maatschappij gebaseerd is op en samenhangt met de verspreiding van de welstand en kennis. Op het vlak van de criminele politiek diende volgens hem de zedelijke verbetering van veroordeelden en het behoeden voor verder zedelijk verval van delinquente minderjarigen, landlopers en bedelaars centraal te staan. Hiervoor diende er volgens hem aanzienlijk te worden geïnvesteerd in geschikte infrastructuren en regimes, waarvoor hij zich gedurende zijn ganse loopbaan zou inspannen.

 

Bij zijn aantreden als inspecteur-generaal richtte Ducpétiaux zich op de omvorming van de Belgische gevangenissen tot ordelijke, hygiënische en relatief comfortabele inrichtingen waar een regime werd geïntroduceerd dat zich richtte op de zedelijke verbetering. Deze zedelijke verbetering kon volgens Ducpétiaux alleen maar worden bereikt door het stimuleren van inkeer en schuldbesef en dit middels religieuze oefeningen morele ondersteuning, onderricht en individuele arbeid. Gezien zijn optimistisch mensbeeld, zijn aandacht voor de menselijke waardigheid, zijn weerstand tegen lijfstraffen en ook tegen de doodstraf kan Ducpétiaux beschouwd worden als een waar erfgenaam van de Verlichting. Toch was hij ook doordrongen van een paternalistisch-christelijke mensvisie omdat hij de delinquent in wezen zag als de 'zondaar' die via een boete in monastieke afzondering en door menslievende ondersteuning kon worden 'gered'.

 

Door de erbarmelijke toestanden in de bestaande detentie- en opsluitingsplaatsen, en wellicht ook zijn eigen opsluiting gedurende het Hollands Bewind, opteerde hij voor een  gevangenissysteem gebaseerd op cellulaire afzondering. Hij koos daarmee voor het Pennsylvania-systeem en nam bewust afstand van het zogenaamde Auburn-systeem, met gemeenschappelijke arbeid in stilzwijgen overdag en individuele afzondering 's nachts.

 

ln zijn werk 'Réforme des prisons. Système cellulaire' dat gezien kan worden als zijn geestelijk testament, somde hij helder een reeks voordelen op van het cellulair systeem. Het maakt een gevangenis door het bedwingen van 'aanstokerij' of rebellie goed beheersbaar en het bevordert onder de gedetineerden een gevoel van waardigheid en verantwoordelijkheid. Het systeem laat bovendien individualisering toe, naargelang de geaardheid en de behoefte van de gedetineerde en de moraliserende actie –meer  bepaald door gesprekken met de directeur, de onderwijzer, de aalmoezenier. De mate van morele verbetering diende daarbij nauwkeurig te worden geobserveerd en genoteerd in een 'Carnet de comptabilité morale.' Uiteindelijk bood het cellulair systeem volgens Ducpétiaux door de homogene wijze van strafuitvoering het voordeel democratisch te zijn.

 

Ducpétiaux was zich bewust van de mogelijke consequenties van de afzondering voor de fysieke en de mentale toestand van de gedetineerde. Vandaar dat zijn regime voorzag in de reeds vermelde moraliserende gesprekken, in de beschikbaarstelling van boeken met bij voorkeur een stichtende inslag, in religieuze oefeningen en in het verschaffen van arbeid. Evenzeer als reactie tegen de toestanden in de oude gevangenissen legde Ducpétiaux de nadruk op materiele standaarden, en dit vooral op het gebied van cellulaire infrastructuur (verwarming, beddengoed ... ), hygiëne, kleding en voeding.

 

Met de cellulaire gevangenissen van het zogenaamde panopticon model, zoals ze in België vanaf Ducpétiaux werden gebouwd, werd een penitentiaire filosofie opgesteld die decennia lang bepalend zou zijn voor de penitentiaire architectuur. Na Ducpétiaux bleef het op morele verbetering via afzonderding gebaseerde systeem de ‘hoeksteen’ van het Belgische gevangeniswezen.

 

(Rudi Roose, Maria Bouverne-De Bie, Kristine Kloeck, Wilfried Meyvis, John Vanacker Handboek forensisch welzijnswerk. Gent: Academia Press, 2002. pp. 236 – 241)