Kanttekeningen bij een gevangenisdorp

In de overzichtspublicatie ‘BMa / man of thoughts’ van gewezen Brussels Bouwmeester Olivier Bastin wordt het gevangenisdorp Haren gepresenteerd als een humaan alternatief voor onze klassieke gevangenisinstellingen. De lichtvoetige tekst is symptomatisch voor de manier waarop een eeuwenoude strafpraktijk van afzonderen, opsluiten en beveiligen vandaag in een nieuw licht verschijnt.

 

Nochtans bestond de hoop om met de nieuwe gevangenis van Haren te komen tot een moderne, humane vrijheidsberoving. Het roept ook de vraag op wat de functie van de Brussels Bouwmeester is en kan zijn, nu de rol van de architect beperkt wordt tot onderaannemer van een consortium.

 

Onderstaande tekst is een kritisch commentaar in de vorm van een reeks voetnoten bij de bMa projectnota van 350 woorden (zie pdf).

Het artikel werd gepubliceerd in het tijdschrift RUIMTE

Programma

Het nieuwe gevangeniscomplex in Haren vervangt de gevangenissen van Sint-Gillis, Vorst en Berkendael. De bestaande gevangenissen worden gecentraliseerd en uitgebreid met enkele extra detentiefaciliteiten. Het complex zal in totaal plaats bieden aan niet minder dan 1.190 gedetineerden. Acht entiteiten worden opgetrokken: twee arresthuizen (306 plaatsen), strafhuis mannen (224), open vrouwengevangenis (60), gesloten vrouwengevangenis (100), jongereninstelling (30), forensisch psychiatrisch centrum (144) en voorziening beperkte detentie (20). Daarbij komt een centraal gebouw voor ontvangst, administratie en raadszaal alsook de werkplaatsen en technische gebouwen. Alle gebouwen worden samengebracht binnen één perimeter met één centrale toegang.

 

Locatie

Hiervoor is een terrein gevonden van circa 18ha op één van de weinige grondreserves in het Brussels Gewest – de zone tussen de NAVO-terreinen en de grens met het Vlaams Gewest. Het betreft de oude Wanson-site ingesloten door de spoorweg, Woluwelaan, Haachtsesteenweg en Witloofstraat. De ontsluiting was een groot discussiepunt aangezien de parking aan de Woluwelaan op Vlaams grondgebied ligt. Een piste betrof een ontsluiting op Brussels grondgebied door een extra toegangsroute te voorzien rechtstreeks naar de Haachtsesteenweg en parallel aan de Witloofstraat. Een andere denkpiste betrof zelfs de delocalisatie van de gevangenis naar Vlaams grondgebied - in het gebied rond de nationale luchthaven. Aangezien een arresthuis bij wet binnen eenzelfde arrondissement moet gelokaliseerd worden, bleek deze piste niet haalbaar. De afgelegen locatie is hoe dan ook symptomatisch voor het aloude gebruik om gedetineerden naar de marge van de samenleving te verbannen.


Vorm

Het gevangenisontwerp formuleert een alternatief op de gebruikelijke Ducpétiaux-typologie. In deze 19de Eeuwse typologie wordt een vleugelvormig cellencomplex centraal aangestuurd vanuit een toezichtskern. Het cellencomplex bestaat doorgaans uit een open galerij (met max. 3 verdiepingen) waardoor elke beweging direct blootgesteld wordt aan de controle. Deze typologie leidt ook alle verkeerstromen in de gevangenis af doorheen hetzelfde controlepunt. Als alternatief op het Ducpétiaux-principe worden in het nieuwe ontwerp voor Haren het cellulaire complex opgeknipt en kriskras verspreid over het terrein. Hiermee ontstaat  de suggestie dat de gevangenis een natuurlijk gegroeid stedelijk weefsel betreft. Ook worden intern de cellencomplexen verdeeld in kleinere leefgroepen van 30 cellen rondom een centrale leefruimte. Toch blijft het basisprincipe van Ducpétiaux overeind staan binnen de nieuwe ruimtelijke structuur en architecturale typologie. De nieuwe gevangenis van Haren is slechts toegankelijk via één centrale poort. Alle verschillende doelgroepen (mannen, vrouwen, voorarrest, veroordeelden, forensisch psychiatrische patiënten, jongeren, etc.) en gebruikers (gedetineerden, bezoekers, personeel, advocatuur, …) komen zo binnen via dezelfde deur. Ook in de interne organisatie van de gebouwen zien we per leefeenheid een centrale toezichtpost die drie leefgroepen met elkaar verbindt. Elke leefgroep bestaat uit een hoge, open en gemeenschappelijke leefruimte omringd door drie galerijen met telkens 10 celdeuren. Binnen de FOD Justitie wordt ook Haren omschreven als een Ducpétiaux. En terecht: "Als iets eruit ziet als een Ducpétiaux en zich gedraagt als een Ducpétiaux, dan noemen we het een Ducpétiaux.”

 

Wettelijk kader

Het ontwerp van het gevangenisdorp is gebaseerd op het concept van gevangenisinfrastructuur in humane omstandigheden. Hiermee wil het ontwerp beantwoorden aan de geest van de Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden (2005). De inzet van de Basiswet was om de vrijheidsberoving in te begrenzen door centraal te stellen dat ook een gedetineerde moet kunnen genieten van alle rechten die jij en ik genieten. De gedetineerde mag dan wel van zijn bewegingsvrijheid beroofd worden… hij/zij behoudt – binnen de perken van het individuele detentieplan – alle rechten op sociaal contact, opleiding, arbeidskansen, recreatie, zelfexpressie, seksualiteit, enzovoorts.

 

Sociale problematiek

De gevangenis van Haren wordt een dorp met residentiële functies, gemeenschappelijke voorzieningen voor verschillende doelgroepen, opleidingslokalen en werkplaatsen. De beelden wekken de suggestie van een genormaliseerd stedelijk weefsel waarin gedetineerden weg en weer wandelen van woning naar werk of opleidingscentrum en terug. Opnieuw is hier weinig nieuws onder de zon. De gevangenis vormt vanouds een totaalinstituut dat alle maatschappelijke functies in zich opneemt. Het eventuele humane karakter van het gevangenisdorp kan dus niet liggen in de toegang tot basisvoorzieningen die sowieso in elke gevangenis voorhanden zijn. Een wandeling buitenom in plaats van een benauwd gangenstelsel verandert daar iets aan, maar blijft een verbetering binnen de logica van het totaalinstituut. De befaamde ‘vijf kwellingen van de detentie’ die Gresham Sykes definieerde liggen vooral in het dwangmatige en onnatuurlijke karakter van de menselijke verhoudingen die het totaalinstituut organiseert. De simulatie van spontaan woonwerkverkeer binnen het gevangenisdorp lijkt de abnormaliteit van sociale verhoudingen eerder te versterken dan af te zwakken. Het ligt immers niet in de lijn van verwachtingen dat gevangenen van de ene afdeling naar de andere zullen wandelen.


Zakelijke belangen

De gevangenis wordt uitgevoerd via een DBFM-overeenkomst. Het betekent dat private bedrijven instaan voor het ontwerp, de bouw, de financiering en het onderhoud van de gevangenis. Als eindgebruiker is FOD Justitie verantwoordelijk voor de exploitatie – d.i. de bewaking en handhavingsopdracht blijft in handen van federaal overheidspersoneel. FOD Justitie legde uiteraard ook het behoefteprogramma op aan de Regie der Gebouwen die optreedt als bouwheer. In de financiële operatie betaalt de federale overheid een jaarlijkse vergoeding voor het gebruik van het gevangeniscomplex om het na 25 jaar te verwerven. Het ontwerp van het gevangenisdorp vormt hiermee een afweging tussen het vooropgestelde behoefteprogramma en de zakelijke belangen van de aannemers. Schaalvoordelen zijn hierbij doorwegende factoren om tal van ongebruikelijke doelgroepen delinquentie terug op één terrein samen te brengen – en dit zelfs zonder aparte toegangsportalen.


Visievorming

Na een workshop waarin het ministerie van Justitie verschillende academici, onafhankelijke experts, de bMa en de Vlaams Bouwmeester bij elkaar bracht, schreef de federale overheid een overheidsopdracht uit voor bouwpromotoren. De workshop werd samengeroepen op het kabinet van voormalig Minister van Justitie Stefaan De Clerck. Opvallend is dat de workshop opgedeeld werd in twee werkgroepen: een eerste, die de voorliggende opgave benaderde vanuit een architecturaal, stedenbouwkundig, urbanistisch en landschappelijke invalshoek en, een tweede, die de opgave benaderde vanuit een technische invalshoek met betrekking tot leefkwaliteit, beveiliging en bijkomende programmatie (sport, werkhuizen, wandeling, keuken, wasserij, etc.) Herhaling van de progressieve ideeën. Hiermee werd architecturale en ruimtelijke kwaliteit van de gevangenis gereduceerd tot één onderdeel van de discussie eerder dan een bindend element dat zowel raakt met algemene aspecten als leefkwaliteit en beveiliging als bijzondere programmapunten (sport, werkhuizen, wandeling, keuken, wasserij, etc.).

 

Bestek

Het bestek bevatte de architecturale randvoorwaarden van het project en wees op het belang van de inpassing in de omgeving. De bedoeling was om met een ‘intelligent bestek’ opening te creëren binnen de strenge regelgeving – hiervoor werd later AWB ingeschakeld binnen de bestekopmaak. In de workshop werden nuttige ideeën geplukt vanuit de studie ‘Werken en leven in de gevangenis: de gebruikers aan het woord’ – in opdracht van de Koning Boudewijnstichting uitgevoerd door professoren Kristel Beyens, Elli Gilbert en Marie-Sophie Devresse. Aangezien het rapport beschouwd werd als een niet-geïnterpreteerde studie bleken veel suggesties onhaalbaar. De landschappelijke inbedding van de gevangenis kreeg daarentegen veel nadruk. Ter compensatie van het grootschalige karakter werd de gevangenis opgevat als iets wat van ver de indruk wekt een normaal dorp te zijn. De perimeter is opgevat als een zachte, vloeiende en poreuze lijn in het landschap – waarvoor de Chinese muur als referentie diende – die tal van visuele zichtlijnen creëert vanop het wandelpad en de spoorlijn. Ook binnen de muur functioneert de Keelbeekweg als drager van het gebouwencomplex. De vraag is of de landschappelijke integratie niet een beetje té veel geïnterpreteerd werd ten nadele van een veel nuttigere sociale integratie.


Verantwoordelijkheid

Het consortium combineert detentie met rehabilitatie en re-integratie. Uit onderhandelingsprocedure (DBFM) wordt Cafasso weerhouden als ‘geprefereerde kandidaat’ met een ontwerp van Buro II. Er is nog geen beslissing rondom het ‘best and final offer’ (BaFO) van Cafasso. De ontwikkelaar staat binnen een DBFM in voor het ontwerp-bouwen-financieren-onderhouden van de gevangenis, maar niet voor het operationaliseren ervan. De constructie van de gevangenis in Haren omvat dus geen DBFO contract. FOD Justitie voert zelf het personeel en gedetineerden aan en bepaalt zelf het regime. De overheid blijft dus vooralsnog verantwoordelijk voor de rehabilitatie en re-integratie. Wel kan gesteld worden dat het consortium de vorm vastlegt waarbinnen een regime kan uitgeoefend worden. De vorm is namelijk het dispositief waarbinnen FOD Justitie zal moeten werken. Op die manier draagt het consortium minstens medeverantwoordelijkheid voor de re-integratie en rehabilitatie van de gedetineerden. De vraag is of ook het consortium kan afgerekend worden op de performance van haar ontwerp met betrekking tot re-ïntegratie en rehabilitatie. Of om meer precies te zijn: kan het consortium ook afgerekend worden op de toekomstige prestatiecijfers inzake recidivisme en mortificatie in het gevangenisdorp Haren?

 

Uitdaging

In de discussie over een ontwerpend onderzoek door UR Architects voor de psychiatrische kliniek Sint-Amandus in Beernem reageerde emeritus-professor Luc Verpoest op de halfslachtige poging om een omgekeerde vermaatschappelijking te bewerkstelligen. Hij bekritiseerde dat de ontwerpers misschien wel een nieuw woonprogramma introduceerden in de oude 19de Eeuwse Oude Bouw, maar uiteindelijk niets tot weinig veranderden aan de geografische afstand tussen de kliniek en het dorpscentrum – dat zich vooralsnog situeert aan de andere zijde van de E40. Deze discussie kwam scherp naar voren in de vraag of de aanleg van een échte dorpsstructuur op Sint-Amandus niet beter past binnen de doelstelling van een omgekeerde vermaatschappelijking. Een zorgprogramma zou zo gemengd worden met wonen én normale stedelijke voorzieningen (kleinhandel, buurtcentra, recreatie, etc.) Kunnen we in dezelfde geest niet stellen dat het gevangenisdorp Haren naar ontwerp van Buro II op gemakkelijke wijze progressieve ideeën van kleinschaligheid en differentiatie recupereert, maar voor het overige niets verandert aan de historische scheidslijnen die de gevangenis afzondert van het normale leven? Hoeveel dorp kan het gevangenisdorp Haren zijn als het door een treinbedding en open veld afgezonderd ligt van het echte dorp Haren? Hoeveel dorp kan het gevangenisdorp Haren zijn als het alle voorzieningen binnen ondoordringbare muren organiseert? Nabijheid lijkt onmogelijk te realiseren in Haren… tenzij er echt werk gemaakt wordt om Haren als geheel uit te roepen tot het eerste gevangenisdorp van België. Alle voorzieningen die in het dorp Haren vandaag ontbreekt kunnen hiermee vanuit het nieuwe penitentiaire programma gecompenseerd worden.

 

Onafhankelijk advies

Ligt in de opdracht van een écht gevangenisdorp niet een mooie gelegenheid om de rol van architect te herdenken en te koppelen met de een onduidelijke rol van de Brussels Bouwmeester? De beperkingen van het ontwerp voor het gevangenisdorp kunnen moeilijk aan de architect (Buro II) aangerekend worden – aangezien zij tot een kleine onderaannemer gereduceerd zijn binnen het bouwconsortium Cafasso. De architect gaf aan de architecturale visie noodzakelijkerwijs te moeten compromitteren binnen de grote zakelijke belangen van de PPS – waarbij de schaalvoordelen van het gevangenisdorp doorweegt niet zozeer in de bouw, maar wel in het onderhoud. Tegelijk was het ontwerp afhankelijk van drie factoren in de opdracht die onaantastbaar bleken, meer bepaald: de locatie, de capaciteit en het programma (combinatie van 8 detentie-eenheden.) Hiermee kan de architect onmogelijk voldoen aan de maatschappelijke verantwoordingsplicht ten aanzien van het algemeen nut bepaalt in de Wet 1939. De architect maakt noodgedwongen een strikte scheiding van persoonlijk engagement met het leed van gedetineerden en de professionele verplichtingen. Uiteindelijk is ook de vraag of de Brussels Bouwmeester zich niet teveel bezig gehouden heeft met landschappelijke integratie van de supergevangenis en niet beter ingesprongen had in de lege plaats die de architect nagelaten heeft?

 

De verantwoordingsplicht van de architect wordt niet alleen bepaald door de Wet op het architectenberoep (1939), maar komt ook voort uit de Basiswet (2005). De architect lijkt vooralsnog te ontsnappen aan het primaire verantwoordelijkheidsbeginsel, zoals geformuleerd door de auteur van de Basiswet, Lieven Dupont. Die stelde bij de presentatie van de Basiswet aan de Kamercommissie dat men niet kan verwachten dat gedetineerden hun verantwoordelijkheid nemen als niet eerst alle betrokken actoren dat zelf doen. Voor de rol van de architect kan dat twee dingen betekenen: a) geef de gedetineerde een stem in het ontwerp van de gevangenis (ook de grote hervormer Edouard Ducpétiaux was een ex-gedetineerde); b) resocialiseer de gevangenis (vooraleer te praten over resocialisatie van gedetineerden). 

 



Volledig artikel